worden gegeven. In dezerzijdsch schrijven van 1 Nov. 1930 werd
intusschen die gelegenheid wat tijdsduur betreft, beperkt tot 1 Mei
1931» In een schrijven van 8 Dec...1931 herhaalt de Directeur zijn
mondelinge spijtbetuigingen» verklaart elke herhaling van misslagen
te sullen voorkomen, deelt mede bereid te zijn eventueel vast te
stellen aan de gemeente berokkende schade te zullen vergoeden» en
bericht er met ernst naar te zullen streven ten spoedigste een
passende positie elders te verkrijgen, zoodat hij uiterlijk op 1
Mei 1931 zijn ontalag-aanvrage zal kunnen indienen. Hij verzoekt
eventueele verlenging van den termijn, indien hij met 1 Mei 1931
niet met het verkrijgen van een nieuwe functie is geslaagd» In Mei
j.l» schreef de Directeur» niettegenstaande door hem ingestelde
pogingen, niet te zijn geslaagd in het vinden van een andere be
trekking. De Directeur herhaalde zijn verzoek hem in den dienst te
handhaven. Ons Ooilege meende zulks niet te kunnen doen en bleef
staan op het standpunt, dat slechts de Raad daartoe kon besluiten.
Gelijk begrijpelijk» gaf de Directeur er de voorkeur aan van functie
te veranderen boven ter kennisbrenging van het geval bij Uw Raad.Ten
einde de zaak niet op de lange baan te brengen, overigens zooveel
mogelijk rekening houdend met de wel zeer ernstige ge volgen, welke
een ontslag - zonder plaatsing elders - voor den belanghebbende zou
hebben, hebben wij den Directeur geraden terstond in Mei) zi jn
ontslagaanvraag bij B. en W. in te zenden ter kennisbrenging van
den Raad op het einde van September 1931. Intusschen zou zijn dienst
verband in elk geval tot 1 November 1931 kunnen duren, waardoor de
gelegenheid om een functie te vinden werd verruimd» -
Aangezien de Directeur alsnog hierin niet is geslaagd,me enen
wij de zaak niet buiten Uw kennisneming te mogen houden. De
Directeur wenscht liever de zaak aldus voor U te zien gebracht,
dan in den vorm van een ontslagaanvraag zelf een einde aan zijn
dienstverband te maken.-