(J
23 FEBRUARI 1931. 125
ook het volle abonnementsgeld moet betalen.
De heer HAALMAN merkt op, dat hetgeen met de
winst moet worden gedaan, m.a.w. de winstbestemming,
thans niet aan de orde is. Het gaat hier om de vraag, of
het noodig is eenige voorzichtigheid te betrachten, wanneer
door Burgemeester en Wethouders de winst als boeman
wordt gebruikt. Spr. heeft zooeven met cijfers aangetoond,
dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord.
Spr. geeft toe, dat het ook weieens kan gebeuren, dat
voorstellen van R.K. zijde gedaan, worden verworpen, maar
hij zou den heer Es bach weieens de vraag willen stellen,
of er in deze vierjarige zittingsperiode ook maar één voor
stel van socialistische zijde is geweest, waarover door Bur
gemeester en Wethouders gunstig prae-advies is uitgebracht.
Spr. kan geen enkel voorbeeld daarvan aanwijzen.
Wat de administratieve bezwaren betreft, is Spr. het eens
met den heer Schrauwen.
De heer E s b a c h heeft beweerd, dat het bedrijf door de
voorgestelde regeling onevenredig zal worden belast. Spr.
gelooft niet, dat het zoo'n vaart zal loopen.
Volgens den Wethouder zal de voor 1930 geraamde winst
niet aanmerkelijk worden overschreden. Dit is volgens Spr.
een kwestie van groepeering van cijfers. Wanneer men
evenwel den weg volgt, welken men altijd gevolgt heeft, en
men houdt vast aan de raming, dan staat het voor Spr. vast, dat
de verwachting door de werkelijkheid aanmerkelijk zal wor
den overtroffen. De Wethouder zal dan ook wel niet
durven beweren, dat het winstcijfer voor 1930 niet zal
worden overschreden. De heer E s b a c h heeft trouwens
niet ontkend, dat tot dusver de geraamde winst steeds is
overschreden, want hij heeft gezegd, dat een deel der winst
in de gemeentekas is gestort.
Dat de hygiënische belangen met de door Spr. voorge
stane regeling zullen worden gebaat, is door den heer
Esbach sterk in twijfel getrokken. De Wethouder verwacht,