126
23 FEBRUARI 1931.
dat men dan in den winter op het waterverbruik zal gaan
besparen om in de zomermaanden des te meer te kunnen
gebruiken. Spr. is van oordeel, dat de verbruikers daartoe
volkomen het recht hebbenzij behooren het waterverbruik
naar eigen goeddunken te kunnen verdeelendaar gaat het
hier juist om. Men heeft van R.K. zijde zoo vaak gestreden
voor de belangen van de groote gezinnen. Welnu, zegt Spr.,
dit raakt toch zeker die belangen.
Het argument van den heer Es bach, dat de beter
gesitueerden en zij, die een regen- of welput hebben, ook
van de voorgestelde regeling zouden profiteeren, noemt Spr.
pietluttig. Het gaat hier om het principe. De Gemeente
profiteert op het oogenblik van de goedheid van de abon-
né's, die in de wintermaanden geen gebruik maken van
hetgeen, waarop zij recht hebben.
Ten slotte verklaart Spr. zijn voorstel te handhaven.
De VOORZITTER merkt op, dat de uitdrukking „piet
luttig" niet van toepassing is op de kalme verdediging van
het standpunt van Burgemeester en Wethouders door
Wethouder Esbach. Voorts zegt Spr., dat de voorstelling
van zaken, door den heer Haaiman gegeven, tot tegen
spraak prikkelt. De heer Haaiman spreekt namelijk voort
durend over de winst, alsof de algemeene kas der gemeente
daarvan ten volle profiteerde, terwijl die winst mede werd
aangewend ten bate van het bedrijf zelf. Verder geeft het
een verkeerden indruk, als men het doet voorkomen, dat
ieder abonné recht heeft op een waterverbruik van 40
M3 per jaarvolgens de verordening heeft men recht op
10 M3 per kwartaal, hetgeen volstrekt niet hetzelfde is.
Wethouder ESBACH vraagt, naar aanleiding van het
betoog van den heer Van Veen om het water per M3 te
laten betalen, of het diens bedoeling is, de verbruikers dan
voor eiken M3. water 25 ct. te laten betalen. Zoo ja, dan