134 23 FEBRUARI 1931. De heer ZIJLMANS merkt voorts op, dat het zou kunnen voorkomen, dat de ontsmettingsketel niet geheel, doch slechts half gevuld is, hetgeen veel in de kosten van ont smetting scheelt. Spr. vraagt, of daarin is voorzien door een behoorlijke controle. De VOORZITTER zegt, dat het tarief ministerieel is goedgekeurddaarbij is overeengekomen wat de ontsmetting kost. De heer ZIJLMANS heeft geen bezwaren tegen de tarieven. Spr. geeft Burgemeester en Wethouders in over weging zijn opmerking eens ernstig onder de oogen te zien. De heer VAN VEEN vraagt, of de commissie voor de verplaatsing van de Gemeente-Reiniging niet de oprichting van een eigen ontsmettingsoven in overweging heeft geno men. De VOORZITTER antwoordt, dat het niet in de bedoe ling ligt een eigen ontsmettingsinrichting op te richten. Men vond het het meest voordeelig en het minst omslach tig gebruik te maken van de hier ter stede gevestigde ontsmettingsinrichting van den heer Posthumus, welke ook medewerking zal verleenen aan andere gemeenten. Zonder verdere bedenking worden daarop de bovenbedoelde ontwerp-verordeningen ongewij- zigd goedgekeurd en vastgesteld. 49. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij ter vaststelling aanbiedende een staat van de gronden, welke ingevolge art. 1 der verordening op het beheer van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 134