150
25 FEBRUARI 1931.
A. A. J. M. LOONEN, G. P. P. ESBACH, Ir. W. VAN
VEEN, P. G. GRUIJS, F. F. X. GERUTTI, TH. P. ELICH,
H. J. VAN DER VEN, J. M. MEIJVIS, J. J. VAN
BUITENEN, A. SGHRAUWEN, Mr. E. L. H. M. VAN
MIERLO, N. J. H. VAN GROENENDAEL en J. N.
KROONE.
De VOORZITTER opent de vergadering en deelt mede,
dat van de heeren Van Werkhooven en Goh en bericht
is ingekomen, dat zij verhinderd zijn deze vergadering bij
te wonen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde de be
handeling der begrootingen van inkomsten en uitgaven voor
het dienstjaar 1931, daarbij opmerkende, dat de werkloos
heid c.a. zal worden behandeld bij het betrokken hoofd
stuk, zoodat het beter is dit onderwerp niet in het algemeen
debat te betrekken, en opent de algemeene beschouwingen.
De heer GRUIJS houdt de volgende rede
Mijnheer de Voorzitter,
Wanneer ik bij deze algemeene beschouwingen als voor
zitter van mijn fractie het woord vraag, is zulks niet zoozeer
om richtlijnen uit te stippelen langs welke wij gaarne zagen,
dat het algemeen beleid van Burgemeester en Wethouders
zich in den vervolge zou bewegen, noch om een politiek
debat over de beginselen van onze partij ten opzichte van
de gemeente-politiek met onze tegenstanders te ontketenen,
doch in de eerste plaats slechts om bij de behandeling van
de laatste begrooting in deze bijna afgeloopen vierjarige
periode van den Raad in zijn tegenwoordige samenstelling
mij te refereeren naar datgene, wat ik bij vorige gelegen
heden heb meenen te moeten in het midden brengen aan