25 FEBRUARI 1931.
153
Mijnheer de Voorzitter,
Ik acht mij verplicht eenige zaken, welke mijns inziens
niet van belang ontbloot zijn, bij deze algemeene beschou
wingen aan de orde te stellen. Laat ik beginnen mij aan
te sluiten bij die leden, die meerdere malen hebben aange
drongen op het houden van meer vergaderingen en het
spoediger uitbrengen van prae-advies op de verschillende
voorstellen door den Raad gedaan, alsook op de verschillen
de adressen van personen enz.
Ik kan niet aan den indruk ontkomen, dat verschillende
voorstellen, welke door Raadsleden zijn ingediend en welke
het College van Burgemeester en Wethouders niet welge
vallig zijn, eenvoudig blijven liggen en zoo mogelijk heele-
maal niet meer aan de orde worden gesteld.
Het zou de moeite loonen voor iemand, die over veel
vrijen tijd beschikt, eens alle notulen der laatste jaren op dit
stuk na te pluizenzijn oogst zou inderdaad niet slecht zijn,
daar zeer vele adressen en ook voorstellen nog wachten op
prae-advies.
Zoo ook nuin het afdeelingsonderzoek is door verschil
lende leden gevraagd om nu eens prae-advies uit te
brengen op verschillende voorstellen. In een paar gevallen
heeft men daaraan voldaanik kom daarop nog wel nader
terug.
Verder wil ik een tweetal zaken bespreken, die voor mij
en mijn fractiegenooten niet van belang ontbloot zijn.
Ten aanzien der verstrekking van vacantiebons aan losse
arbeiders in dienst der gemeente, welke zaak in de verga
dering van 15 September 1930 is behandeld, heb ik mij
naar aanleiding van de uitlatingen van den heer Van
Buitenen gewend tot het Hoofdbestuur van den Neder-
landschen R.K. Bouwvakarbeidersbond „St. Joseph" om na
dere inlichtingen.
Ik ontving d.d. 23 September 1930 van bedoeld Hoofd
bestuur het volgende schrijven.