25 FEBRUARI 1934. 161 ook hadden behooren te maken. Allereerst wil Spr. wijzen op het laat indienen der be grooting; hij had deze eenige maanden vroeger verwacht. Vervolgens wil Spr. iets zeggen over den financieelen toestand der gemeente, omdat hij in de nieuwjaarsrede van den Voorzitter en in de het Centraal Rapport vergezellende financieele nota, hieromtrent een somberen toon meent te kunnen beluisteren. Hij zal daarbij cijfers geven om duide- delijk te zijn en zooveel mogelijk de productieve van de improductieve uitgaven scheiden. Spr. zal het systeem der financieele nota volgen. De financieele toestand ziet er - aldus Spr. - niet somber uit. De gemeentelijke inkomstenbelasting 1930/1931 bracht op, volgens schatting, f 855.000. De uitkeering ingevolge de z.g. fondsbelasting zal over 1931 bedragen f 469.274.: bovendien zal de opbrengst van 48 opcenten op die belasting bedragen f 225.000, zoodat in totaal de belastingopbrengst op f 694.274 is te ramen, alzoo minder dan het vorige jaar f 150.726. De mindere opbrengst van het schoolgeld is te ramen op f 8000. zoodat de totale belastingvermindering is te ramen op f 158.726. Om een juist beeld van deze vermindering te geven, moet hier van worden afgetrokken een bedrag van f 59000. dat de provincie zal moeten hebben zoodat het door de burgers minder te betalen bedrag aan belastingen ongeveer f 100.000 bedraagt. Sedert 1928 is voor improductieve werken geleend f 970.000 en afgelost f 244.595, alzoo meer geleend f 725.405. Dit meerder geleende kost jaarlijks aan rente en aflossing f 55000.-. Sedert de laatste leening heeft de Raad credieten voor improductieve werken verleend tot een bedrag van f 451.180. Op deze begrooting wordt voor dergelijke werken f 248.500 aangevraagd, of in totaal aan uitgaven voor improdutieve werken f 699.680. Daartegenover echter zullen de baatbelastingen, gekapitaliseerd opbrengen onge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 161