162
25 FEBRUARI 1931.
veer f 140.000, zoodat de werkelijke uitgaven der ge
meente voor dat doel ongeveer f 559.680 zullen bedragen.
Stel de memorieposten der begrooting voor de genoemde
improductieve werken op f 100.000. dan zal er in totaal
zijn te leenen een som van f 659.680. Aan rente en
aflossing kost dat jaarlijks f 45000.
De improductieve werken sedert 1928 uitgevoerd, die
waarvoor credieten zijn verleend, alsmede de memorieposten
doch na aftrek van aflossingen, kosten jaarlijks f 100.000,
dus ongeveer evenveel als de Bredasche burgers minder
betalen ten gevolge der nieuwe financieele regeling. Men
kan alzoo tevreden zijn de uitgaven voor alle improductieve
werken worden opgevangen door de resultaten der nieuwe
financieele regeling.
Voor het Gemeentebestuur is de toestand wel ongunstiger
geworden. Geheven zullen worden 48 opcenten op de
gemeente-fondsbelasting. Voor de nieuwe werken, waar
voor nog niet geleend is, zal, zooals voor mij reeds is ge
zegd, f 45.000.— per jaar noodig zijn. Dit bedrag komt
neer op de opbrengst van ongeveer tien opcenten op de
gemeente-fondsbelasting. Zoodra deze werken gereed
zijn, zullen dus 58 opcenten moeten worden geheven. Wij
kunnen dan nog 22 opcenten heffen, alvorens het maximum
is bereikt, dus kan nog een belastingverhooging worden toe
gepast van f 100.000.'s jaars.
Als men nu ziet, dat de begrooting voor 1930 f 141.500.
meer aanwees dan die voor 1929 en die van 1931 weer
f 224.000,.— meer dan die van 1930, dan blijkt, dat er ge
remd moet worden. Niet alleen omdat elke belastingver
hooging op zich zelf moet worden vermeden als dat kan,
maar ook omdat wij niet hooger dan tot de fatale grens
van 80 opcenten mogen komen.
Nu weet ik wel, dat wij nadat deze grens bereikt is
nog op andere manieren aan geld kunnen komen, b.v. door de
Gemeente voor de gemeentefondsbelasting te rangschik
ken in de tweede of derde klasse. Ook zou men de op-