172 25 FEBRUARI 1931. straat, welke het drukke verkeer in laatstgenoemde straat moet ontlasten. Dit is echter niet aan den Raad of aan Burgemeester en Wethouders te wijten. Mijnheer de Voor zitter, op schandelijke manier wordt hier een plicht verzuimd zullen er betreurenswaardige ongelukken gebeuren, dan is de schuld niet aan ons. De heer VAN HOUTEN En dat ligt toch aan den Katholieken Minister van Defensie. De heer VAN DE VEN Pardon, aan het Ministerie van Defensie. Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij slechts tot enkele groo- te grepen bepaald. De conclusie van mijn fractie is, dat veel goed, ik mag zelfs zeggen, uitstekend werk is gedaan. Namens de R. K. Bredasche burgerij dankt mijn fractie het College van Burgemeester en Wethouders voor zijn wijs bestuur, alsmede den Voorzitter persoonlijk voor zijn tactvolle leiding. Dat in deze raadzaal geen onstichtelijke tooneelen hebben plaats gehad, danken wij, Mijnheer de Voorzitter, aan Uw leiding, welke de volmaaktheid nabij komt. De heer HAALMAN zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter. Mij aansluitend bij het betoog van mijn partijgenoot den heer Gruijs, wil ik nog enkele punten bij deze algemeene beschouwingen behandelen en andere kwesties bij de betrok ken hoofdstukken of posten der begrooting bespreken. Naar mijn meening, Mijnheer de Voorzitter, komt dan een be spreking beter tot haar recht. Mijnheer de Voorzitter evenals de heer Van de Ven wil ik beginnen met eenige financieele beschouwingen. Al vorens daartoe over te gaan, wil ik den heer Van de Ven opmerken, dat ik nog nooit gehoord heb, dat het de plicht der oppositie is om tot den aanval over te gaan. De re- geeringspartij - zooals de heer Van de Ven de zijne

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 172