176 25 FEBRUARI 1931
der gemeentefondsbelasting, een en ander veroorzaakt
door de crisisuitgaven. De vraag is toen gesteld Hoe
moeten wij die uitgaven bestrijden? Het antwoord luidde,
Mijnheer de Voorzitter, en ik verzoek het College hiermede
rekening te willen houden Naast de bijdragen van het
Rijk, is een juist middel om crisisuitgaven te bestrijden, het
aangaan van geldleeningen op korten termijn, te bestrijden
uit de gewone middelen. Op de gemeente-begrooting moeten
dan worden geraamd de opcenten noodig voor den ge
wonen dienst en die voor de aflossing der crisis-uitgaven.
In het betoog van den heer Van de Ven heeft het Spr.
getroffen, dat niet in het openbaar is gezegd, datgene waar
over binnenskamers in de R. K. raadsfractie zeer veel bespro
ken is, n.l. over de salaris- en loonsverlaging van ambtenaren
en werklieden in dienst dezer gemeente.
De heer VAN DE VEN Hoe komt U daaraan Dat
is een leugen 1
De VOORZITTER wil den heer Haaiman gelegenheid
geven zich duidelijker uit te drukken.
De heer HAALMAN kan zijn zegsman niet noemen.
De heer VAN DE VEN Uw bron is een leugen.
De heer HAALMAN Mijnheer de Voorzitter, de heer
Van de Ven doet een verwijt aan de S.D.A.P.-fractie over
de lichtzinnige voorstellen tot verlaging van de tarieven van
gas, water en electriciteit. Er is echter, Mijnheer de Voor
zitter, een groot verschil tusschen den heer Van de Ven
en mij, betreffende de bedrijfspolitiek. Persoonlijk, Mijnheer
de Voorzitter, bekijk ik deze uitsluitend binnen het raam
der bedrijven en niet, zooals de heer Van de Ven, in
verband met de gemeente-financiën. Dit vooropstellende -