De heer VAN VEN zegt nadrukkelijk, dat over
salaris- en loonsverlaging in de R. K. raadsfractie niet is
gesproken. Men heeft het in de verte hooren donderen. Of
heeft de S.D.A.P. wellicht een spiering uitgeworpen om een
kabeljauw te vangen?
De VOORZITTER verzoekt den heer Haaiman, nu
diens bewering betreffende salaris- en loonsverlaging door
de R. K. fractie ten stelligste ontkend wordt, ter wille van
de goede orde zijn woorden in te trekken.
De heer HAALMAN voelt zich daartoe niet gedrongen.
De VOORZITTER verklaart, dat hij dan verder hieraan
niets doen kan. Voorts zegt hij, dat de door den heer
Van Veen ingediende motie, vvelke voldoende is onder
steund, zal worden vermenigvuldigd en aan de raadsleden
zal worden ter hand gesteld.
Daarop verdaagt hij de zitting tot Donderdag 26 Februari
1931, des namiddags twee uur.