188 26 FEBRUARI 1931. begin dezer vergadering een verklaring te mogen afleggen. De heer HAALMAN verklaart het voor hem in de gis termiddag gehouden vergadering gezegde omtrent salaris- en loonsverlaging, besproken in de R. K. raadsfractie, niet te kunnen intrekken. Aan de juistheid van het gelanceerde, behoeft Spr. niet te twijfelen. Zijn fractie heeft die mede- deeling gekregen van een volkomen betrouwbaar persoon, die het op zijn beurt vernomen heeft van een lid der R. K. raadsfractie. De heer VAN DE VEN merkt op, dat deze verklaring anders luidt dan die van gisteren, toen de heer Haaiman heeft gezegd, dat hij de mededeeling had van een lid der R. K. raadsfractie nu is er plotseling sprake van een tusschen- persoon. De heer Haaiman heeft Spr. en zijn partijge- nooten gisteren niet voor leugenaars uitgemaaktSpr. zal het ook den heer Haaiman niet doen. Als het juist zou zijn, dat een lid der R. K. raadsfractie uitlatingen heeft ge daan als door den Haaiman gezegd, maakt Spr. dat lid hier openlijk uit voor een leugenaar. In de R. K. raadsfractie is niet gesproken over salaris- of loonsverlaging. De heer HAALMAN verklaart, dat hij zich gisteren niet gerechtigd achtte om deze verklaring zonder meer af te leggen. Hij moest daaromtrent eerst met zijn fractie over leg plegen. De heer VAN VEEN begrijpt de angstvallige ontkenning van gisteren niet. Tot onrust behoefde bij de R. K. fractie niet de minste redenen te bestaan, indien omtrent de bewuste aangelegenheid niet gesproken was. Overigens vindt Spr. het heel gewoon, dat in een raadsfractie de wenschelijkheid van een dergelijke verlaging overwogen wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 188