26 FEBRUARI 1931. 189 De VOORZITTER vindt het verklaarbaar, dat onrust ver wekt wordt, indien men moet aanhooren wat men volkomen onwaar meent. Hij sluit hiermede dit incident en stelt aan de orde de voort zetting van de algemeene beschouwingen over de begrooting voor 1931. Wethouder VAN MIERLO heeft betrekkelijk weinig aan leiding om het woord te voeren. In de rede van den heer Gruijs heeft hem de opmerking getroffen, dat er in zulk een langzaam tempo gewerkt wordt. Hij verzoekt om deze losse bewering, die door geen enkel argument wordt ge staafd, nader te bewijzen. Indien de heer Gruijs dit niet kan, dan verzoekt Spr. hem dergelijke beweringen voor zich te houden, aangezien hij dan in de ruimte praat en dingen zegt, welke hij niet verantwoorden kanhiermede is het gemeentebelang allerminst gediend. Mogelijk vindt de heer Gruijs het niet noodig om, wanneer men in de oppositie is, te kunnen verantwoorden wat men zegt. Spr. zal op deze nietszeggende opmerking verder niet ingaan en afwachten, of de heer G r u ij s of een der andere leden van de S.D.A.P.-fractie bij de verdere behandeling der begrooting deze bewering nader met gegevens zal waar maken. Spr. is volkomen bereid over deze materie den degen te kruisen met den heer G r u ij s De heer Van Houten heeft een en ander gezegd over het georganiseerd overleg en de herziening van het Werk liedenreglement. Door den heer Van Houten zijn inder daad eenigen tijd geleden voorstellen ingediend om tot een z. i. noodige herziening van het georganiseerd overleg te komen. Spr. wil nu niet ingaan op de vraag, of en in hoeverre er aanleiding is om aan de voorstellen van den heer Van Houten gevolg te geven, doch wil volstaan met de opmerking, dat het z.i. van een minder juiste be handeling van zaken zou getuigen om de kwestie van het georganiseerd overleg in den Raad aan discussies te gaan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 189