26 FEBRUARI 1931.
191
Deze voorstellen tot wijziging zijn Burgemeester en Wet
houders volkomen bekend en konden door den Raad
natuurlijk niet beoordeeld worden. De Raad heeft ook niet
alleen met den Modernen, doch ook met den R. K. Bond
rekening te houden. Mogelijk voelde de heer Van Houten
zich genoopt, om bij de z.g. algemeene beschouwingen een
half uur te spreken en heeft hij, bij gebrek aan gefundeerde
critiek, gemeend op die manier zijn tijd te moeten vol-
praten met dingen, welke, naar Spr.'s overtuiging, bij de
meeste raadsleden het eene oor in en het andere uitgaan.
Er zijn volgens Spr. twee redenen aan te wijzen, welke
verklaren, waarom de herziening van het Werklieden
reglement nog niet aan de orde werd gesteld. De eerste is,
dat het huidige Werkliedenreglement getoond heeft goed
te voldoen. Daarom was herziening niet urgent en zijn
andere, meer belangrijke zaken, in het afgeloopen jaar
eerder aan de orde gekomen. In deze vierjarige zittings
periode is nimmer, noch van arbeiderszijde, noch van de
hoofden van takken van dienst, eenige klacht omtrent het
Werkliedenreglement of zijn toepassing vernomen; wel een
bewijs, dat het vigeerende reglement deugdelijk is gebleken.
Nimmer is het ook noodig geweest en dit constateert
Spr. met voldoening dat het scheidsgerecht in werking
behoefde te treden. Betere argumenten voor de deugdelijk
heid van het huidige Werkliedenreglement kunnen noch
door den heer Van Houten, noch door Spr. worden
bijgebracht.
De tweede reden, waarom de herziening van het Werk
liedenreglement nog niet aan de orde is gesteld, is gelegen
in de omstandigheid, dat beide bonden wel vele wijzigingen
in allerlei vorm hebben voorgesteld, doch dat zij verzuimd
hebben om ook maar eenige toelichting op die wijzigingen
te geven.
Waar meerdere bepalingen in hun onderling verband en
samenhang vrij ingewikkeld zijn, daar vroeg het nauwkeurige
studie om alles goed te bezien.