.u,- 192 26 FEBRUARI 1931. De behandeling der herziening in den Raad zal echter niet lang meer op zich laten wachten. De adviezen van de verschillende hoofden van bedrijven en diensten zijn inge komen, terwijl Burgemeester en Wethouders reeds meerdere vergaderingen aan de bespreking dezer materie hebben gewijd. Binnenkort zal dan ook de commissie voor het georganiseerd overleg worden samengeroepen, ten einde een en ander te bespreken. Tot den heer Van Veen wil Spr. hetzelfde zeggen wat hij den heer Gruijs heeft toegevoegd. Hij zal zijn bewe ring, dat het conflict met de medici zooveel geld aan de Gemeente heeft gekost en dat dit conflict de oorzaak is geweest van zooveel geldverspilling, dienen te bewijzen. Spr. is benieuwd naar de cijfers, welke de heer Van Veen dient te geven. Komen die cijfers niet - en Spr. veronder stelt dat ze niet komen - dan zullen de beweringen van den heer Van Veen als losse praatjes dienen te worden aange merkt en worden zij naar het rijk der fabelen verwezen. Spr. kan het hierbij laten. Wethouder VAN BUITENEN constateert, dat de tot nu toe gehouden algemeene beschouwingen zeer weinig zake lijke of principieele critiek op het beleid van Burgemeester en Wethouders hebben opgeleverd. De heer G r u ij s heeft er zich over beklaagd, dat het College met voorstellen aan den Raad is gekomen, te voren door de S.D.A.P. voorgesteld, doch door de R. K. raads fractie afgestemd. Hij heeft daarbij als voorbeeld genoemd de verlaging der tarieven van gas, water en electriciteit. Dit voorbeeld is al heel ongelukkig gekozen. In 1927 toch zijn Burgemeester en Wethouders al aanstonds geko men met het voorstel om den electriciteitsprijs te verlagen met vijf cent en te brengen van 35 op 30 cent. In den Raad waren toen nog geen voorstellen tot tariefsverlaging gedaan. Nadat Burgemeester en Wethouders alzoo te dier zake den geest hadden wakker geschud, hebben anderen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 192