26 FEBRUARI 1931. 193
daarna er zeker aangedacht om dat aardigheidje ook op hun
naam te willen hebben. De heer Haaiman deed een voor
stel tot verlaging van den gasprijs met 1 cent.
Onzerzijds werd toen betoogd, dat binnenkort zeer ver
moedelijk met een voorstel tot verlaging van den gasprijs
zou worden gekomen, dat 99 °/o kans van aanneming had.
Een en ander werd met cijfers uitvoerig toegelicht. De heer
Haaiman wilde desondanks zijn voorstel doorzetten, alleen
om het op zijn naam te hebben. Is het in zoodanige
omstandigheden te verwonderen, dat zijn voorstel verworpen
werd. De heer Gruijs heeft zich gerefereerd aan het in
vorige jaren gezegdewij meenen, wat dit deel betreft,
eveneens te kunnen handelen.
Wat de critiek betreft, heeft vooral „meine Wenigkeit"
in het teeken der belangstelling gestaan. In het Centraal
Rapport is dergelijke belangstelling eveneens te bespeu
ren. De heer Van de Ven heeft belangrijke flnan-
cieele beschouwingen gehouden, welke ik grootendeels kan
onderschrijven. De heer Haaiman heeft ook flnancieele
beschouwingen ten beste gegeven, waarvan het overgroote
deel critiek op mij was. De heer Van Houten heeft
gezegd, dat ik den Raad misleid heb. Voorop dient gezegd,
dat voor de S.D.A.P. alles wat van deze tafel of van
R. K. zijde komt blijkbaar a priori onbetrouwbaar is. Zoo
ook hier. De door den heer Van Houten voorgelezen
correspondentie moet dan aantoonen, dat ik den Raad
misleid heb. Wat heeft de heer Van Houten aan de
betrokken organisatie geschreven Ik weet het niet. Wel
weet ik, wat ik zelf hier heb gezegd. Spr. leest voor, het
door hem in de raadsvergadering van 15 September 1930
gezegde.
In de vergadering van 2 Maart 1931 verkreeg Wethouder Van
Buitenen van den Raad toestemming, het inmiddels door hem ontvangen
afschrift van den brief des heeren Van Houten aan den R. K. Bouwvak
arbeidersbond in de notulen te doen opnemen. De inhoud van dien brief
luidt als volgt