194
26 FEBRUARI 1931.
Vervolgende zegt hijDe critiek begrijp ik niet goed, doch
het is wel eigenaardig, dat de S.D.A.P. juist immer per
sonen bestrijdt, die speciaal met de R. K. arbeidersbe
weging verband hebben. Zoo heeft de S.D.A.P. een R. K.
arbeidersafgevaardigde in de Tweede Kamer der Staten-
Generaal verweten, dat hij bij het werkloosheidsdebat niet
gesproken heeft, niettegenstaande die man de Kamerver
gadering niet had bijgewoond, omdat hij bij het ziekbed
van zijn vrouw zat.
De heer MEIJVIS Dat is herroepen.
Wethouder VAN BUITENEN Dat kan wel zijn, maar
het was dan toch maar gezegd. Men huldigde zeker de
Breda, 19 September 1930.
Aan het Hoofdbestuur
Ned. R. K. Bouwvakarbeidersbond „St. Joseph".
Mijne Heeren,
Bij een behandeling van een adres der resp. organisaties van Bouw
vakarbeiders in den Gemeenteraad te Breda, werd door Weth. Van
Buitenen beweerd, dat toen indertijd een hoofdbestuurder van Uwe
organisatie met hem kwam bespreken, om van gemeentewege, de losse
bouwvakarbeiders, welke tijdelijk in dienst zijn der gemeente vacantiebons
te verstrekken, deze hoofdbestuurder volkomen aceoord ging met de
regeling, welke voor het losse personeel in het algemeen geldt. Dit komt
mij onwaarschijnlijk voor, daar toch de adressen een heelen tijd na deze
bespreking bij den Raad zijn ingediend, waarvan ongetwijfeld ook Uw
bestuur kennis zal dragen.
Daar Burgemeester en Wethouders eene regeling toe hebben gezegd,
hoe of die zal zijn, weten wij nog niet, wenden wij ons tot U met ver
zoek ons te willen mededeelen
ten eerste: of de bewering van Wethouder Van Buitenen juist is.
en ten tweede of Uw bestuur ook niet met ons van meening is, dat
de regeling der vacantiedagen aan moet sluiten bij het L. C. C. Uwer
organisatie.
Gaarne zie ik Uw geëerd antwoord tegemoet.
Hoogachtend,
(w. g.) H. J. VAN HOUTEN,
Raadslid,
v. Vlietstraat 5.