201
26 FEBRUARI 1931.
de Ven genoemde som, welke eveneens nog geleend moet
worden, maakt dat ongeveer F/2 millioen gulden, hetwelk
beantwoordt aan mijn inzicht, dat mogelijk nog dit jaar een
leening tot ongeveer voormeld bedrag moet worden geslo
ten. De heer Van de Ven heeft gewezen op het accres
der uitgaven, waardoor wij zoetjes aan aan het einde der
financieele mogelijkheden geraken. Nog sterker klemt dit,
omdat nog ongeveer f700.000.— meer geleend moet wor
den dan de heer Van de Ven zich had voorgesteld. Rem
men is volgens den heer Van de Ven noodzakelijk, willen
wij niet overgaan tot het verhoogen van de opcenten op de
personeele belasting en tot het invoeren van een zakelijke
belasting. Mijnheer de Voorzitter, ik meen te moeten op
merken, dat tot de door den heer Van de Ven geschetste
maatregelen zal moeten worden besloten, indien in het
zelfde tempo moet worden doorgegaan en gemiddeld dus
een accres aan rente en aflossing van f 100.000.— per jaar
dient te worden aangenomen, te meer, omdat de beschou
wingen, die den heer Van de Ven, naar aanleiding der
ramingen van den Inspecteur der directe belastingen, gaf,
waarschijnlijk juist zullen blijken te zijn.
Mijnheer de Voorzitter, wij hebben gemeend, dat het onze
plicht was om den financieelen toestand der gemeente dui
delijk uiteen te zetten. De positie is ongeschokt, maar er is
reeds opgewezen, dat de wet op de financieele verhouding,
de gemeente aan een maximum getal van 80 opcenten op
de fondsbelasting heeft gebonden. Slechts in bijzondere
gevallen mag men tot 100 gaan, doch eerst als alle andere
bronnen uitgeput zijn. Die andere zoo juist door mij ge
noemde bronnen zullen dus eerst moeten worden aange
boord. De heer Van de Ven heeft er op gewezen, dat
de vermogens- en de dividend- en tantièmebelasting minder
zullen opbrengen. Waarschijnlijk is dit het geval en dat
heeft terugslag op de gemeentelijke middelen, evenals de
conjunctuur-verschijnselen, waaraan het te wijten is, dat de
belasting op de openbare vermakelijkheden, de hondenbe-