210 26 FEBRUARI 1931. in gemeentedienst voor het verkrijgen van vacantiebonnen zij missen alzoo vacantiebonnen, hetgeen een financieele strop voor hen is. Spr. vertrouwt daarom, dat spoedig de gewenschte regeling tot stand komt. Komende op het georganiseerd overleg, wil Spr. den heer Van M i e r 1 o haast hetzelfde toevoegen als de heer Brantjes het vorig jaar tegen den heer Van de Ven heeft gezegd. De heer Van Mierlo heeft geen „snars" begrip van het georganiseerd overleg. In vijftien maanden tijd had de door Spr. gesignaleerde kwestie heel gemakkelijk in het georganiseerd overleg afgedaan kunnen worden. In andere gemeenten komt het georganiseerd overleg herhaal delijk samen. Doet men dat hier ook, dan zullen feiten, zooals aan de gemeente-reiniging zijn voorgekomen, uitge sloten zijn. Dat de door hem genoemde organisatie nagela ten heeft om bij de voorstellen tot wijziging van het Werk liedenreglement een toelichting te geven, is gemakkelijk te verklaren; de Moderne Bond toch heeft uitdrukkelijk gevraagd om die voorstellen in het georganiseerd overleg te mogen toelichten. Spr. hoopt, dat eindelijk met deze her ziening eens zal worden begonnen. De heer Van Mierlo zegt nu wel, dat er geen klachten zijn ingekomen, doch dat neemt niet weg, dat de werklieden-organisaties dan wenschen kunnen bespreken, welke in het georganiseerd overleg ter sprake komen. De R. K. fractie is tevreden over den gang van zaken. Spr. is dat allerminst en zeker niet over het georganiseerd overleg. Het gisteren door den heer Van de Ven gezegde, heeft Spr. diep geroerd. Vooral toen de Christelijke naastenliefde der R. K. opgediend werd. Het Christelijk beginsel, waar van de heer Van de Ven zoo hoog opgaf, wordt door verschillende Katholieken op maatschappelijk en politiek gebied verschillend beoordeeld. Spr. herinnert in dit ver band aan het rapport van de R. K. Vakbeweging over de toestanden bij R. K. werkgevers en aan het feit, dat in vele kleine Noordbrabantsche gemeenten de werk-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 210