26 FEBRUARI 1931. 213 zoogenaamde vacantiebonnen. Mijn meening in deze sluit zich geheel aan bij het betoog van Wethouder Van Mierlo, dat die bonnen niet alleen moeten gegeven worden aan bouwvakarbeiders, maar moeten gelden voor alle losse ar beiders in gemeentedienst. Wat betreft het verzoek van den heer Van Houten in zake het geven van vacantiedagen aan hen, die 4 maanden in gemeentedienst zijn en minder dan een jaar, naar even redigheid van den tijd van het jaar dat zij in dienst der ge meente hebben doorgebracht, hiermede zal hij zeker wel bedoelen vacantie zonder loon, daar het loon voor feest- en vacantiedagen het 7m deel uitmaakt van de waarde van die vacantiebonnen. Verder, Mijnheer de Voorzitter, nog een enkel woord over die Christelijke werkgevers, waarover de heer Van Houten gesproken heeft, in verband met wat het Werk liedenverbond en in een radio-rede daarover is medegedeeld. Hierbij wil ik wel verklaren, dat ik het geheel eens ben met hetgeen over die Christelijke werkgevers is gezegd en dat ik vele van hen niets beter acht dan de liberale werkgevers. Ik vind het alleen niet mooi van den heer Van Houten, dat hij ons het doen en laten van die Christelijke werkgevers wil aansmeren, terwijl hij zeer goed weet, dat wij het daar mede niet eens zijn. Wat de heer Van Houten verder zegt over het Christelijker zijn van de Socialisten, omdat zij meer doen voor de armsten en wij tot daden slechts bereid zijn, indien wij worden gedreven door de zweep der S.D.A.P., hierop zou ik willen zeggen, dat wij zeker niet minder doen aan Christelijke naastenliefde dan zij. Reeds heb ik hun Maandag voorgehouden, wat wij doen voor het arme fa brieksmeisje en nog voor veel meer. Wat die zweep betreft, de traditioneele zweep, waarover ook de heer Van Veen al gesproken heeft, hierop zou ik willen antwoorden, dat ik niet van plan ben daarvoor iets te doen of te laten. Ik zal alleen datgene steunen, wat volgens mij recht en billijk is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 213