26 FEBRUARI 1931. 227 „is verbonden." „Dit is te betreuren," zegt de Commissie, en zij gaat maar steeds door om er op te wijzen, hoe noodzakelijk het is een goede zwemgelegenheid te hebben. Nu echter over de volksbadplaats een afkeurend oordeel is uitgesproken, is de zaak acuut geworden. Mijnheer de Voorzitter, ik geloof toch wel, dat het noodig is, dat Burgemeester en Wethouders deze zaak zeer spoedig ter hand nemen, in het belang van de volksgezondheid van Breda. De VOORZITTER antwoordt den heer Cohen, dat de kwestie der ziekenbarakken de aandacht van het College van Burgemeester en Wethouders heeft. Er wordt getracht met omliggende gemeenten een kring te vormenwaar echter nog niet tot overeenstemming is gekomen, acht Spr. het beter, dienaangaande nog niets te publiceeren. Evenwel is Spr. bereid na te gaan, of op eenvoudige wijze aan de klacht betreffende de verlichting ware tegemoet te komen. Aangaande de zwemgelegenheid merkt Spr. op, dat ook deze zaak uiterst moeilijk is. Indertijd heeft reeds de heer Van Veen een plan aan de hand gedaan, waarbij een zwemgelegenheid werd geschapen in den geest van „De IJzeren Man" bij 's-Hertogenboschde bezwaren ertegen bleken echter onoverkomelijk. Een verplaatsing van de zwemkom naar het Noordelijk stadsdeel geeft ook geen oplossing, omdat men dan Markwater zou moeten gebruiken, hetwelk ongeschikt is. Overigens voert Spr. aan, dat de gelegenheid „Boeimeer," ofschoon nog verre van ideaal, toch den laatsten tijd belangrijk verbeterd is. Gevaar voor de hygiëne bestaat in elk geval niet meer; de rapporten van deskundigen hebben dat voldoende aangetoond. Ook het feit, dat het Rijk zich bij contract het medegebruik der zwemkom verzekerd heeft, bewijst dit wel. De zwemgele genheid „Boeimeer" behoort, al of niet in verband met het uitbreidingsplan, niet te verdwijnen, vóórdat een andere oplossing is gevonden. Een spoedoplossing is voor een zaak

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 227