228 26 FEBRUARI 1931 als deze onmogelijk. De heer VAN VEEN is er niet van overtuigd, dat een oplossing, in den geest als door hem voorgesteld, onmoge lijk isbesprekingen met deskundigen hebben hem gesterkt in de meening, dat zijn plan zeer goed voor verwezenlijking vatbaar is. Spr. wil ook nog de aandacht van Burgemeester en Wet houders vestigen op de zwemgelegenheid onder Dorst, de z.g. „Leemputten," en verzoekt, er bij den Floutvester op aan te dringen, dat de veel te hooge toegangsprijs daar wordt verlaagd en door aanstelling van geoefend personeel de vei ligheid der bezoekers zooveel mogelijk wordt gewaarborgd. De VOORZITTER antwoordt hierop, dat Burgemeester en Wethouders geen bezwaar hebben, dit verzoek aan den Houtvester over te brengen. De afstand van Breda tot aan de z.g. „Leemputten" wordt echter te groot geacht om zich met deze zaak veel in te laten. Voorop stelt Spr., dat de Gemeente hieraan geen geld mag ten koste leggen. Voorts vraagt de Voorzitter den heer Cohen, welk on derhoud met de Gezondheidscommissie deze toch bedoelt. Gaat het over de opgeheven volksbadplaats, dan heeft het toch geen zin meer. De heer GOHEN zegt, dat het gevraagde onderhoud de zwemgelegenheid „Boeimeer" betrof. Het niet toestaan ervan is een grove onbeleefdheid. Overigens wil Spr. opmerken, dat hij niet gesproken heeft van gevaar, maar alleen van het te klein zijn van de zwem kom „Boeimeer". ,,De Leemputten" acht Spr. veel te ver af gelegen en veel te duur om als zwemgelegenheid voor Breda in aanmerking te komen. Arbeiders kunnen daarvan niet profiteeren. Den VOORZITTER is van een verzoek om een onder-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 228