26 FEBRUARI 1931. 229 houd niets bekend. Spr. herinnert zich niet dit ooit te hebben ontvangen. Wethouder VAN MIERLO wil even een en ander recht zetten. Alles wat de heer Cohen heeft voorgelezen uit het verslag der Gezondheidscommissie blijkt namelijk te gaan over de reeds opgeheven volksbadplaats. Over de Boei- meer" is geheel iets anders geschreven. Spr. leest dit daarom ook even voor en merkt op, dat hieruit toch blijkt, dat het water van ,,Boeimeer" behoorlijk is. De heer COHEN Maar U moet nog verder lezen. Er volgt dan „Toch heeft „Boeimeer" geen goeden naam en zijn over het water meermalen klachten geuit". De heer Van M i e r 1 o geeft door zijn wijze van voorlezen een on juiste voorstelling van de zaak, waartegen Spr. meent te moeten protesteeren. De heer MEIJVIS licht toe, dat het de bedoeling van den heer Cohen in hoofdzaak geweest is, erop te wijzen, dat de Gezondheidscommissie, blijkens het verslag, onvol doende erkenning bij Burgemeester en Wethouders heeft gevonden. Zij is b.v. ook niet gehoord over het badhuisvraagstuk. Spr. gelooft verstandig te doen, bij den betrokken post over de zwemgelegenheid een principieele uitspraak van den Raad te vragen. De VOORZITTER raadt dit den heer Meijvis af, aange zien de Raad volkomen van de wenschelijkheid van betere zwemgelegenheid is overtuigd. Het is geen kunst moties voor te stellen, wel om een uitstekende zwemplaats te krijgen Aangezien de omstandigheden hiervoor thans zeer ongun-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 229