238 26 FEBRUARI 1931. De heer MOLL stelt er prijs op te verklaren, dat hij den heer Van Koolwijk zeker in geen halfjaar heeft gespro ken, zulks naar aanleiding van een opmerking van den Voorzitter. De persoon van den Directeur staat er geheel buiten. Na de vacature-W a a 1 s heeft men er niet aan gedacht weer een „opzichter" op te roepen, maar wel een „directeur." Spr. acht het salaris in verhouding tot dat van andere directies te laag en steunt gaarne het voorstel om de directeursfunctie in een hoogere groep te brengen. Wethouder ESBACH heeft gaarne gehoord, dat met voldoening over het functioneeren van den dienst der Beplantingen is gesproken, doch wijst erop, dat de werk zaamheden van den Directeur hoegenaamd niet zijn toege nomen, nadat de Raad de laatste maal over het salaris heeft beslist. Een onjuiste voorstelling van zaken, waarover de heer Z ij 1 m a n s sprak, is nooit gegeven. Het aantal werk lieden was toen 15 en nu 22. Daarbij komt dan nog een veranderlijk aantal tewerkgestelden op de werkverschaffing, welk aantal echter minder zorg van den directeur vereischt. De werkzaamheden verbonden aan de werkverschaffing op de Vrachelsche Heide zijn ook slechts van tijdelijken aard en hebben niet gedurende het geheele jaar plaats. Het motiefhet salaris hoog te stellen ten einde sollicitatie naar elders te voorkomen, acht Spr. even verkeerd als het salaris te verlagen, omdat er bij een lager salaris toch wel sollici tanten zouden komen bij een eventueele vacature. Vergelijking met het salaris van den Directeur der Reiniging heeft meermalen plaats gehad en is telkens in het voordeel van dezen laatste uitgevallen, omdat zijn administratie en zijn verantwoordelijkheid grooter werden geacht. Spr. zet het verloop van zaken nader uiteen. De VOORZITTER doet nogmaals uitkomen, dat Burge meester en Wethouders eraan hechten prae-advies over deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 238