26 FEBRUARI 1931. 241 De begrooting voor de Beplantingen wordt als- nu zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Reiniging. De heer VAN HOUTEN verklaart dat, hetgeen hij gis termiddag heeft gezegd ten aanzien van misstanden onder het personeel der Reiniging, op een vergissing heeft berust. Spr. trekt dan ook zijn woorden in en biedt excuses aan voor het gemaakte abuis. De heer VAN DER VEN zegt het volgende Reeds eerder is door U medegedeeld, Mijnheer de Voor zitter, en nu wederom in het Centraal Rapport, dat omstreeks Paschen het rapport zal worden bekend gemaakt omtrent de verplaatsing van de mestvaalt. Ik hoop, Mijnheer de Voorzitter, dat dit rapport er toe zal leiden, dat, al is het dan voorloopig niet in haar geheel, dan toch voor een gedeelte, de mestvaalt zal worden ver plaatst. Zij behoort nu eenmaal niet meer in deze omge ving thuis, vooral met het oog op den bouw van vele wo ningen aldaar en de school, die er op komst is. Laat ons hopen, dat alles er toe mag medewerken, dat in deze spoe dig een goede oplossing zal kunnen worden gevonden. De heer HAALMAN sluit zich hierbij aan en spreekt eveneens de hoop uit, dat het rapport vóór Paschen den Raad zal hebben bereikt. De heer VAN VEEN herinnert eraan reeds eerder het denkbeeld te hebben geopperd, de faecaliën rechtstreeks aan gegadigden af te leveren. Hebben Burgemeester en Wethouders in die richting al proeven genomen, wat zijn de resultaten en wat de kosten, vraagt Spr.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 241