242
26 FEBRUARI 1931.
Wethouder ESBAGH antwoordt, dat, zooals reeds ver
meld in het Antwoord van Burgemeester en Wethouders
op het Centraal Rapport, het rapport over de verplaatsing
van de mestvaalt den Raad spoedig zal worden overgelegd.
Ook aan het denkbeeld van den heer Van Veen is vol
doende aandacht geschonken. Spr. kan daarop thans niet
verder ingaan, doch verzoekt het rapport af te wachten,
waarin al deze kwesties worden behandeld.
De heer KROONE merkt op, dat de loonen van de op
zichters niet in verhouding staan tot die van de werklieden
er zijn werklieden, die meer verdienen dan een opzichter.
In verband met de onlangs afgekomen bevordering van een
der opzichters tot hoofdopzichter, verzoekt Spr. ook iets te
doen voor de andere. Is het mogelijk, dat Burgemeester
en Wethouders over deze zaak tegelijk met die van den
Directeur der Beplantingen rapporteeren?
Wethouder ESBAGH vindt de toelichting van den heer
Kroone al heel onsympathiek. Moet men de anderen meer
geven, omdat één der opzichters is bevorderd? Die bevor
dering was het gevolg van een nieuwe regeling, die in het
belang van den dienst is getroffen. Dat misschien eenige
werklieden door het genieten van een hoogen kinderbijslag
boven het loon van een opzichter komen, is geen reden tot
salarisverhooging, doch een te voorziene consequentie van
de eenmaal aanvaarde kindertoeslagen, waarvan de opzich
ters eventueel evengoed profiteeren. Het grondloon van
een opzichter is ongeveer 600 gulden per jaar hooger dan
van een arbeider en 300 gulden hooger dan van een
chauffeur.
Bovendien zou bij verhooging der bezoldiging van deze
opzichters de eenmaal als juist erkende verhouding tot die
van andere bedrijven en diensten weer zijn verbroken en
tot allerlei onaangename consequenties leiden. Spr. raadt dit