248
26 FEBRUARI 1931.
wachten. Waar nu gebleken is, dat de opzet dezer com
missie min of meer is mislukt, zou Spr. gaarne van Burge
meester en Wethouders vernemen, of zij zich tegen een
commissie, als door den heer Van Houten bedoeld, zullen
verzetten.
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat de vraag betref
fende omzetting van het Burgerlijk Armbestuur alle jaren
opnieuw naar voren komt. Het is, naar Spr. meent, hoofd
zakelijk een gevoelsargument, dat er voor doet pleiten. Prac
tise!) zal er niet veel door veranderen, daar zoowel het
Burgerlijk Armbestuur als een op te richten dienst voor
Maatschappelijk Hulpbetoon, onder de werking van de Ar
menwet vallen. De woekerbestrijding moet men er eigenlijk
buiten laten, omdat dit terrein geheel door een eventueel
op te richten bank voor woekerbestrijding bestreken kan
worden. De geneeskundige armenzorg, ook in het debat
genoemd, is in Breda zeer goed geregeld. Blijft dus nog
over het argument van het geven van voorschotten. Hieraan
wordt ook thans reeds door het Burgerlijk Armbestuur op
bescheiden schaal en zeer discreet tegemoet gekomen maar
dit zal vooral het werk zijn eener instelling, op te richten
door het Comité tot bestrijding van den woeker.
Spr. zegt vervolgens, dat de besprekingen met de Woe-
kercommissie uit den Armenraad reeds zoover waren gevor
derd, dat Burgemeester en Wethouders gezegd hebbenAls
U een instelling opricht, zullen wij bevorderen, dat de Ge
meente een renteloos voorschot zal geven. Nadien hebben
Burgemeester en Wethouders er niets meer van gehoord.
Spr. zal daarom gaarne gevolg geven aan het verzoek van
den heer Zijl mans en bij de Commissie op spoed aan
dringen.
Als de Raad wil, kan hij natuurlijk een commissie instellen,
als door den heer Van Houten wordt gevraagd, doch
naar Spr. meent, is de noodzaak daarvan nog niet gebleken.