en van
26 FEBRUARI 1931.
251
dering van de twee laatstgenoemde, waarin niet of gedeeltelijk
de electrische kabel ligt, zouden naar geringe schatting
bevatten ongeveer 400 woningen.
Ik ben er van overtuigd, Mijnheer de Voorzitter, dat,
wanneer in deze straten een kabel gelegd zal worden, er
toch ongeveer wel 200 van deze woningen zullen aansluiten.
En nu kan deze kabelaanleg vermoedelijk wel niet dadelijk
rendabel zijn, door de meerdere aansluiting zal hij dat in
de toekomst wel worden.
Nu weet ik wel, dat het in verschillende groote complexen,
met name die der bouwvereenigingen, op bezwaren zal
stuiten, omdat aldaar nog huurgasinstallaties zijn, maar
wanneer er in deze door Burgemeester en Wethouders bij
de overneming een beetje soepelheid betracht zou worden,
dan zou dat best in orde komen. Zulk een groot aantal
woningen kan toch niet van aansluiting verstoken blijven.
De heer HA ALM AN wil thans spreken over de bedrijfs
winst en zegt van meening te zijn, dat men deze op zich
zelf moet beschouwen, dus los van den financieelen toestand
der gemeente. Ook de heer Van Buitenen blijkt dat te
voelen, te oordeelen naar een uitlating van hedenmiddag,
doch heeft erbij gezegd, dat dit practisch niet is te doen.
Hiermede is Spr. het niet eensmen kan wel degelijk de
zaken afzonderlijk houden. Spr. beroept zich hiervoor op
de brochure „Gezinspolitiek door de Gemeente,"
uitgegeven door den Ned. R.K. Bond voor Groote Gezinnen,
waaruit hij een gedeelte citeert. Men heeft hem vanmiddag
verweten, een geheel andere bedrijfspolitiek te voeren dan
zijn partijgenoot Wibaut, doch Spr. stelt daar tegenover,
reeds eerder te hebben gezegd, het op deze punten met
den heer Wibaut niet eens te zijn. Overigens verklaart
Spr. gaarne, dat, wanneer men de bedrijfswinsten benutte
voor sociale doeleinden, zooals te Amsterdam, hij daar geen
bezwaar tegen zou hebben. Dit is echter in Breda niet het
geval.