252 26 FEBRUARI 1931. De laatste jaren zijn de electriciteitsprijzen steeds verlaagd, en desondanks heeft men gezien, dat de winst steeds is toegenomen. Het kan dan ook niet anders zijn, of de omzet moet ook veel zijn toegenomen. Een grooter omzet brengt een lager inkoopsprijs per eenheid mede, terwijl de distributiekosten niet evenredig stijgen. De practijk van den laatsten tijd heeft dan ook bevestigd, dat prijsver laging bijna zeker tot winstverhooging leidt. Spr. citeert dan hetgeen de heer Elich op 25 Februari 1927 (zie gedrukte notulen 1927 pag. 147) gezegd heeft over de bedrijfswinst en verklaart, dit betoog tot het zijne te willen maken. Ook hieruit blijkt, evenals uit de evenge- noemde brochure, dat groote bedrijfswinsten algemeen als niet-progressieve belasting worden beschouwd. Spr. gaat dan na wat een nieuwe prijsverlaging voor de gemeente zal beteekenen. In geen geval een verlaging van den omzet, omdat die eerder zal stijgen. In het ongunstigste geval echter, n.l. dat de omzet gelijk blijft, zal alleen een verlaging van de winstuitkeering aan de gemeente het gevolg zijn. Spr. is echter van meening, dat de Raad met dekking van het hierdoor ontstaande tekort gerust zal kunnen wachten tot April, het tijdstip, waarop het aantal opcenten op de gemeentefondsbelasting moet worden vastgesteld. Hij ver wacht stellig, dat dan al gebleken zal zijn, dat men het aantal opcenten niet terwille van het electriciteitsbedrijf zal behoeven te verhoogen. Spr. meent dan ook nu te moeten voorstellen den elec- triciteitsprijs met 3 cent te verlagen. De heer VAN DE VEN kan zich niet met het betoog van den heer Haaiman vereenigen. Deze toch wil de bedrijfswinsten beschouwen, afgescheiden van de financieele positie der gemeente. Dit is naar Spr. meent onmogelijk. Wat wil de heer Haaiman bijv. doen met de f166.000. winst? Theoretisch zouden die geheel uit de begrooting moeten verdwijnen, volgens het systeem-H a a 1 m a n. Dit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 252