u
0
26 FEBRUARI 1931.
255
o
ken der woningbouwvereenigingen, is het Spr. niet bekend,
dat daartoe een aanvraag is gedaan. Gebrek aan soepelheid
mag men het College in deze dus niet verwijten.
Van het getal van 400 woningen, door den heer Van
der Ven genoemd, vervalt dus al een groot aantal, waar
over de bewoners geen zeggingschap hebben in zake aan
sluiting aan het electriciteitsnet. De overige aansluitingen
van particuliere eigendommen dus, moeten straat voor straat
bekeken worden. De Van Vlietstraat is thans aangesloten
en ook aan den Sluissingel ziet men het aantal dergenen,
die aansluiting wenschen, toenemen en Spr. vermoedt dan
ook, dat het vereischte aantal op deze wijze wel zal worden
bereikt, zonder dat de gemeente zich in riskante onderne
mingen behoeft te steken, wat toch het geval zou zijn, als
bij eerste aanvraag overal maar tot aanleg werd besloten.
De heer Haaiman heeft, na zijn citaat uit de bewuste
brochure van den Bond voor Groote Gezinnen, verzuimd
aan te toonen, dat de bedrijfswinsten hier „abnormaal" hoog
zijn en boven de draagkracht van een deel der verbruikers
gaan. Spr. wil niet uitweiden over het goede recht, dat de
gemeente heeft om bedrijfswinsten te maken bij herhaling
is er reeds op gewezen, dat de gemeente recht heeft op
vergoeding voor haar vele bemoeiingen met de bedrijven,
voor het geven van gelegenheid om kabels en buizen te
leggen in gemeentegrond, om straten op te breken en der
gelijke meer.
Ook is reeds voldoende duidelijk betoogd, dat de verge
lijking met een particulier bedrijf altijd mank gaat, om uit
te maken of een winst abnormaal is. Als b.v. het kapitaal,
dat in een bedrijf gestoken is, de maatstaf zou moeten vor
men voor het al of niet toelaatbaar zijn van een winst, dan
zou op het waterbedrijf nog meer winst gemaakt moeten
worden dan op het electriciteitsbedrijf, wat wel niemand
wenschen zal.
Het is op grond van verschillende overwegingen, dat de
bedrijfswinsten worden begroot, waarbij er eenerzijds naar