5 JANUARI 1931 25 De heer HAALMAN zou, alvorens het schrijven der Commissie voor kennisgeving aan te nemen, gaarne willen vernemen, hoe het staat met het al of niet verplaatsen van het terrein der Gemeente-Reiniging. Gebeurt zulks niet, dan is er z.i. toch wel reden om dit schrijven niet voor kennis geving aan te nemen. Vervolgens zegt Spr., dat er den vorigen keer is gewezen op het feit, dat de inspecteur van het Lager Onderwijs ook te waken heeft over de hygiënische belan gen. In de Lager-Onderwijswet 1920 komt echter ook de bepaling voor, dat de hygiënische toestanden eener school zijn onderworpen aan den inspecteur van de Volksgezond heid. Het komt Spr. dan ook gewenscht voor, in geval het terrein der Gemeente-Reiniging niet verplaatst wordt, alsnog het advies van den inspecteur van de Volksgezond heid in te winnen. De VOORZITTER herhaalt, dat er voor het College geen aanleiding is om in deze van opinie te veranderenin het schrijven der Commissie wordt geen nieuw gezichtspunt geopend. De heer Haaiman wil nu den inspecteur van de Volksgezondheid in de zaak betrekken. In de vorige verga dering is evenwel reeds betoogd, dat de hygiënische zijde van de zaak onder de oogen is gezien. Het denkbeeld van den heer Haaiman zal dan ook in den Raad geen meer derheid vindenhet raadsbesluit is weloverwogen genomen. Wat de verplaatsing van het terrein der Gemeente-Reini ging betreft, zegt Spr., dat dit een zeer moeilijke kwes tie is. Omstreeks Paschen zullen den Raad daaromtrent eenige mededeelingen kunnen worden gedaan. De heer HAALMANWelke Paschen De VOORZITTERDe eerstvolgende Paschen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 25