27 FEBRUARI 1931.
273
voordeeliger voorwaarden bedongen. Waar een en ander
nauwkeurig is becijferd en toegelicht, gaat het niet aan, op
speculatieve beweringen van den heer Haaiman er veran
dering in te brengen.
De heer HAALMAN betwist, dat de verbruikstoeneming
slechts in zijn verbeelding zou bestaan. De Memorie van
Toelichting zegt duidelijk, dat in het begin van 1930 „we
derom een toename" is geconstateerd. De contracten, ge
sloten' met de grootverbruikers, hebben naar Spr. meent,
alleen een gunstigen invloed op de exploitatie, omdat zij den
omzet verhoogen, zonder de productiekosten noemenswaard
te doen stijgen.
De VOORZITTER zegt, dat de veronderstelling van den
heer Haaiman op een vergissing berust. Deze gaat n.l.
uit van het idee, dat er een regelmatige stijging van het
verbruik valt waar te nemen. Dit is echter niet het geval.
Bij de informaties voor zijn nieuwjaarsrede is het Spr. ge
bleken, dat het waterverbruik over het tweede deel van
1930 een achteruitgang deed zien, en deze teruggang heeft
zich ook tot in het loopende jaar voortgezet. Optimisme
ten aanzien van het waterverbruik is dus niet geraden.
De heer GERUTTI wil er nog eens de aandacht van
Burgemeester en Wethouders op vestigen, dat de boek
houding van de Bedrijven niet zuiver commercieel wordt
gevoerd, doordat geen rechten worden betaald voor het heb
ben van waterleidingbuizen (electrische kabels en gasbuizen)
in openbaren grond. Spr. geeft toe, dat de boekhouding
reeds veel verbeterd is, vergeleken bij den tijd, waarin rente
en aflossing van bedrijfskapitalen door de Gemeente werden
betaald, gas, elecriciteit en water gratis aan gemeentegebou
wen werden verstrekt en voor huur van terreinen ook niets
werd betaald. Waarom nu ook niet de laatste stap in die