274 27 FEBRUARI 1931. richting gedaan en ook een buizenrecht geheven Spr. heeft de overtuiging, dat men, was de waterlevering aan een par ticulier geconcessioneerd, wèl buizenrecht zou gaan heffen. In dit verband wijst Spr. ook op gemeenten als Rotterdam, Groningen en s'Hertogenbosch, waar dit recht ook wordt geheven. Spr. noemt de winst van het bedrijf thans geflatteerd. Wethouder ESBACH antwoordt den heer Cerutti, dat de Gemeente inderdaad tot het heffen van een retributie voor het hebben van buizen en kabels in openbaren grond zou kunnen overgaan. Maar met het al of niet zuiver com mercieel doorgevoerd zijn van de boekhouding heeft het z.i. weinig of niets uitstaande. Een concessionaris zou weten, welk bedrag hij te boeken heeft voor zijn recht uit de con cessie voortvloeiende. Voor een gemeentebedrijf is dat iets fictiefs een maatstaf voor de waardeering ontbreekt. Wordt er een maatstaf aangenomen, dan zou bovendien het bedrag jaarlijks moeten worden herzien, naarmate het buizen- en kabelnet wordt uitgebreid. Voor Spr. is het slechts een formeele kwestie zonder reeëel belang. Gemakshalve wil hij het daarom bij het oude laten. De heer HAALMAN zegt niet te hebben geweten, dat de cijfers van de wateraflevering over den laatsten tijd een teruggang aantoonen. Spr. acht dit een goed argument om het ramingscijfer voor 1931 aan den lagen kant te houden en trekt dan ook zijn even gedaan voorstel in. De kwestie van het buizenrecht, wederom door den heer Cerutti aangesneden, acht Spr. niet van zoo grootbelang. Men zou er mede slechts bereiken, dat de Gemeente in de linkerbroekzak ontvangt, wat uit de rechter is betaald. De zaak heeft dus alleen maar administratieve waarde. De heer CERUTTI constateert, dat de Wethouder gemakshalve niet tot het heffen van buizenrecht wil over-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 274