278
27 FEBRUARI 1931.
„op het gebruik van het Openbaar Slachthuis (Gem.bl. No. 502)
„in voorbedoelden zin wordt gewijzigd. De meerderheid van
„de Slachthuiscommissie heeft ons geadviseerd U deze
„wijziging voor te stellen, terwijl de Commissie voor de
„strafverordeningen met dit voorstel accoord gaat.
„Op grond van het vorenstaande verzoeken wij U artikel 25
„al. 2 van de verordening op het Openbaar Slachthuis (Gem. bl.
,,No.502) te wijzigen overeenkomstig het bijgevoegde ontwerp".
De heer HAALMAN herinnert er aan, dat deze zelfde
zaak in de raadsvergadering van 19 December 1929 reeds
een onderwerp van beraadslaging heeft uitgemaakt. De
Raad is toen tot de conclusie gekomen, dat de Directeur
geen sleutel van de koelcellen behoorde te hebben. Waarom
wil men thans daarop terugkomen? Spr. ziet daartoe geen
enkele reden. In de Verordening op het gebruik van het
Slachthuis staat (art. 25, 2e alinea)„De gebruikers van
„koel-, pekel- en vriescellen zijn verplicht den Directeur,
„zoo vaak hij dit gewenscht acht, toegang tot de cel te
„verschaffen."
De Directeur heeft dus maar te bevelen, en de cellen
worden voor hem geopend. Bovendien, de cellen zijn
afgescheiden door een open hek, zoodat men er vanuit de
gangen in kan zien. Wat wil men nog meer? Spr. acht het
dan ook geheel verkeerd, den Directeur de gelegenheid te
geven, buiten tegenwoordigheid der huurders in de cellen
te kunnen komen. Van „rustig genot," waarvan art. 1586
van het Burgerlijk Wetboek spreekt, zal dan niet meer
gesproken kunnen worden. Voorts vindt Spr. voor zijn
meening steun in verschillende wetten, zooals in art. 45 der
Vleeschkeuringswet, waaruit ook blijkt, dat niemand buiten
tegenwoordigheid of tegen den wil van een huurder of
eigenaar een perceel kan binnentreden, tenzij voorzien van
een speciale, voor een bepaald geval, verstrekte machtiging.
De heer ZIJLMANS: Wat zegt Oppenheim ervan?