300 27 FEBRUARI 1931. Het hoofdstuk wordt vervolgens in zijn geheel goedgekeurd en vastgesteld. Hoofdstuk III. Openbare Veiligheid. De heer ELICH zegt het volgende Uit het antwoord op het Centraal Rapport heb ik gezien, dat door het College is geantwoord op de vraag, door mij gesteld bij het afdeelings-onderzoek, aangaande de motie voor nakeuring van films. Ik mag veronderstellen, dat de tijd, die verstreken is tusschen het indienen mijner motie en thans, door Burgemeester en Wethouders is gebruikt om een ernstige studie van dit vraagstuk te maken. Tot mijn genoegen heb ik dan ook gezien, dat het vertrouwen bestaat, dat er van verschillende zijden medewerking zal worden verleend. Alhoewel ik gaarne een spoediger behan deling had gezien, kan ik mij ook best voorstellen, dat aan deze zaak vele moeilijkheden zijn verbonden. Ik hoop echter, dat deze door Burgemeester en Wethouders opgelost zullen worden en dat den Raad, zooals in het antwoord is toege zegd, spoedig een voorstel zal bereiken. De heer BRANTJES herinnert aan wat de plaatselijke bladen hebben geschreven over het optreden van de Politie in het Zuidhollandsch Koffiehuis op Maandagavond 16 Februari j.l. Spr. zou het zeer betreuren, als de uitstekende verhouding tusschen Politie en publiek door een ontactisch optreden van politiepersoneel zou worden verstoord. Gaarne zal Spr. over dit feit eenige opheldering ontvangen. De heer VAN HOUTEN zegt, dat reeds eerder in dezen Raad is gesproken over het saboteeren van de Arbeidswet door bakkerspatroons, waarin Spr. een groot maatschappe lijk kwaad ziet. Het is hem gebleken, dat de Politie hierte gen te zwak optreedt. Vooral in kleine bakkerijen, die vaak

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 300