302 27 FEBRUARI 1931. gezegd „Een andere gedragslijn dan ten aanzien van andere vereenigingen werd daarbij niet gevolgd." Mijnheer de Voorzitter, ik trek hieruit de conclusie, dat U nog nimmer aanwezig is geweest, als de Muziekvereeniging „Kunst aan het Volk" uitruktewas zulks wel het geval geweest, dan was U tot de ondervinding gekomen, dat die maatregel voor bovenstaande vereeniging wèl van toepassing was. Wij zullen van de mededeeling van het College nota nemen. Volgende het antwoord van Burgemeester en Wethouders, kom ik tot de vraag, of Burgemeester en Wethouders bereid zijn hun medewerking te verleenen voor bijeenkomsten, door verschillende vereenigingen gehouden op Zondagmorgen en op te luisteren met passende muziek. U beroept zich op de artt. 3 en 4 der Zondagswet, zeker, Mijnheer de Voor zitter, het recht heeft U ertoe, maar is dat nu niet wat ver gezocht? Die verouderde Zondagswet brengt U nu in toepassing voor zaken, welke misschien niet in Uw lijn liggen. En, Mijnheer de Voorzitter, waarom voert U de Zondagswet niet consequent door, b.v. door het voetbalspel op Zondag te verbieden? Het is toch wel een beetje ver gezocht, dergelijke bijeenkomsten niet te mogen houden, wanneer daarbij passende muziek, b.v. piano, orgel of viool, gemaakt wordt. Zoo iets is toch geen schending van den Zondag en brengt ook geen stoornis in den kerkdienst. Ik hoop, dat U er in deze een breedere opvatting op na zult gaan houden en Uw zienswijze zult wijzigen. Op een heel gemakkelijke en eigenaardige manier wordt er antwoord gegeven op de vraag, of het Hoofd der Politie na inzending der programma's den zaalhouder en de besturen onderhoudt over besprekingen, die gevoerd worden, zelfs van huishoudelijken aard. Ik zou willen vragengeldt dit alleen voor vergaderingen enz. van de S.D.A.P. en aanver wante organisaties? Aan welk artikel der wet ontleent U het recht om dergelijke vragen te stellen? Is dat de vrijheid van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 302