304 27 FEBRUARI 1931. overuren der politie gemiddeld gebruikt zijn over 1930. U zegt„Aangezien de politie niet per uur wordt betaald is het zoowel formeel als materieel onjuist, van niet uitbetaald wordende overuren te gewagen." Het schijnt, Mijnheer de Voorzitter, dat U de verordening, regelende de salarieering der agenten niet geraadpleegd hebt, want daarin staat toch duidelijk een „regeling voor uitbetaling der overuren." Nu heb ik uit Uw antwoord gezien, dat het aantal overuren varieerde van 13 tot 22; de meeste bleven onder de 20 in het geheele jaar. Ik moet U eerlijk zeggen, het is niet veel. Toch zou ik graag willen zien, dat die overuren, bij bijzondere gelegenheden gemaakt, werden teruggegeven, niet in geld, maar op een andere manier, b.v. door den betrokken agent 's morgens een uur later in dienst te laten komen. De dienst zal er niet door lijden, want anders zou dat ook gebeuren, indien er een cursus gegeven wordt. Ook, Mijnheer de Voorzitter, is het gewenscht, dat het maken van overuren in gelijke mate drukt op elk corpslid. Deze regeling is toch van toepassing op het heele corps, want, indien zij maar voor een gedeelte van het corps van toe passing is, dan ontstaat er bij de menschen een gevoel van onbillijk behandeld te worden en dit kan toch de bedoeling niet wezen. Met het antwoord, dat gegeven wordt op blz. 4 onderaan, kan ik mij niet vereenigen. U zegt: „Zelfstudie is blijkens de ervaring niet voldoende. Derhalve verdient het nader overweging het daartoe aangewezen personeel, zooals zulks in meerdere gemeenten geschiedt, tot cursusbezoek in vrijen tijd te verplichten." Dat er misschien gemeenten zijn, waar zulks geschiedt, is mogelijk, maar dan zijn het er toch zeer weinigin bijna alle gemeenten is geen verplichting opgelegd. Het is mij, en toch zeker ook U, bekend, dat hier verschillende agenten zijn, die door zelfstudie veel bereikt hebben. De cursus, en vooral indien hij verplicht zou worden gesteld, kan onze bevrediging niet wegdragen, het is een cursus zonder eindeagenten die pas aangesteld

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 304