27 FEBRUARI 1931.
307
J
19
voor, als men de politie-agenten den cursus Iaat volgen tot
dat zij het diploma met aanteekening hebben behaald dit
is tegelijk een prikkel voor de menschen om te trachten
zich in den kortst mogelijken tijd het diploma te ver
werven.
Wat betreft hetgeen de heer Van Houten heeft ge
zegd over de overtreding van de Arbeidswet in bakkerijen,
hiermede is Spr. het geheel eens. Spr.'s werkkring brengt
mede, dat hij daarover goed kan oordeelen. Het is voor
de Politie zeer moeilijk de overtredingen te constateeren, in
de eerste plaats, omdat de overtredingen het meest plaats
vinden in achteraf gelegen en ingebouwde werkplaatsen en
dan nog met een groote geslepenheid van de overtreders,
en in de tweede plaats, omdat de bakkersgezellen meeren-
deels uit broodvrees hun patroons niet willen of durven
verraden. Meermalen vraagt Spr. op straat aan den een of
anderen bakkersgezel, hoe laat deze des morgens met zijn
werk is begonnen, maar vrijwel altijd ontvangt hij daarop
een ontwijkend antwoord.
Met den heer Van Houten dringt Spr. aan op een
krachtiger optreden van de Politie tegen de ontduikers van
de Arbeidswet.
De heer HAALMAN wenscht thans nog een andere zaak
ter sprake te brengen.
Zooals de Raad weet, bestaat er te Breda een afdeeling
van de Arbeiders Jeugd-Centrale. Deze Vereeniging beoogt
door het geven van cursussen, lezingen, tooneelvoorstellin-
gen enz. de rijpere jeugd ontwikkeling bij te brengen. Met
de politiek heeft zij niets te maken. De Raad heeft onlangs
nog de waarde der Vereeniging erkend, door in beginsel
zich voor een subsidie uit te spreken. Thans heeft de Bur
gemeester gemeend, geen toestemming te moeten verleenen
voor het opvoeren door de A. J. C. van het bekende too-
neelstuk van A. M. de Jong: „Frank van Wezel's roem
ruchte jaren". Op grond van artikel 188 der Gemeentewet