314
27 FEBRUARI 1931.
de orde de voortzetting van de behandeling der gemeente-
begrooting voor het dienstjaar 1931.
Hoofdstuk IV. Volksgezondheid.
De heer VAN VEEN vraagt, hoe het staat met het
onderzoek naar de verontreiniging van de Mark en de
singelgrachten. Spr. ziet gaarne spoedig een rapport daar
omtrent tegemoet, opdat niet wederom een seizoen ingaat,
waarin de burgerij zeer veel hinder van het verontreinigde
water ondervindt.
De heer VAN DER VEN zegt het volgende
Het is geenszins mijn bedoeling, Mijnheer de Voorzitter,
om in herhaling te treden van hetgeen ons geacht mede-lid,
de heer Van de Ven, in zijn algemeene beschouwingen
reeds over dit hoofdstuk heeft gezegd.
Maar toch zou ik hier nog iets aan willen toevoegen,
namelijk het invoeren van het geneeskundig schooltoezicht,
de reorganisatie van den geneeskundigen dienst en het
tot stand komen van het volksbadhuis. Ik wil niet ontkennen,
dat dit badhuis er eenige jaren vroeger had moeten zijn,
maar men is steeds afgestuit op de plaats, waar het komen
moest. Verschillende plaatsen werden genoemd, onder meer
de Keizerstraat, totdat opeens de Fellenoordstraat als plaats
werd aangewezen.
In de plaatselijke pers werd toen deze plaats aangevallen,
als zijnde niet gunstig gelegen, maar volgens mijn meening
behoorde het badhuis juist wel in deze volkrijke omgeving
thuis. Ook in het jaarverslag van de Gezondheidscommissie
over 1929 wordt gesproken van een minder gunstig terrein
en van een klein badhuis.
Zeker, Mijnheer de Voorzitter, er had wel een grooter
kunnen komen, maar men moet eerst afwachten, of de zaak
zal marcheeren en wanneer dat zoo is hetgeen te hopen