27 FEBRUARI 1931. 317 idkomen ascht is dlijkheid etten in plossing. jetroffen is voor water, laat over, bege- zijn, die in een emming Raad er meente- r tegen >rengen, jezond- wemin- ende is ran een adienen h geen weten, sstrijdt, kunt U afleiden, dat de Raad het met U eens is. De heer MEIJVIS Het gaat er maar om, de zaak in principe vast te leggen. De VOORZITTER zegt, dat als het den heer Meijvis alleen om het principe te doen is en de in de motie voorko mende uitdrukking ,,zoo spoedig mogelijk" in zeer ruimen zin is op te vatten, er bij het College geen bezwaar bestaat om de motie over te nemen. De heer VAN VEEN heeft met leedwezen vernomen, dat het rapport omtrent de waterverontreiniging vooreerst nog niet kan worden tegemoet gezien. Dit maakt op hem den indruk, dat de urgentie van deze zaak slecht wordt ingezien en dat Breda nog eenige jaren met dien wantoe stand opgescheept zal blijven. De heer Van der Ven is nog eens teruggekomen op de badhuiskwestie. In dit verband brengt Spr. in herinnering, dat hij den heer Van de Ven op diens hoogdravende rede van gistermiddag, waarin deze prat ging op al hetgeen er onder dit R. K. bewind tot stand is gekomen, heeft geantwoord, dat de zweep van de linkerzijde dat bewind daartoe heeft aangezet. Dit antwoord nu is vooral van toepassing op het totstandkomen van het volksbadhuis. Breda was achterlijk op dat gebiedtal van gemeenten van ongeveer dezelfde grootte als Breda zijn al tientallen van jaren in het bezit van een openbaar badhuis. Weliswaar werd er altijd geschermd met het argument, dat men niet de beschikking had over een geschikt terrein, doch op het Nonnenveld had men een schitterende gelegenheid gehad om een badhuis te plaatsen. Men heeft die gelegenheid evenwel niet benut. Wat het totstandkomen van een gemeentelijke zwemin richting betreft, ziet Spr. de moeilijkheid in om daarvoor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 317