320 27 FEBRUARI 1931. gemeester en Wethouders in de gelegenheid werden gesteld, haar „a tête reposée" te bekijken. De vraag in het Centraal Rapport gesteld, betreffende het geven van een toeslag op de huren van woningen voor groote gezinnen, vinden Burgemeester en Wethouders niet voldoende duidelijk. De kwestie van het geven van een toeslag op de huur is hier al zoo dikwijls besproken, dat Spr. niet begrijpt, dat de bedoeling daarvan niet duidelijk zou zijn. Hij hoopt, dat Burgemeester en Wethouders in- tusschen de mogelijkheid van het geven van een huurtoe- slag hebben ingezien en aan het verzoek gevolg zullen geven. De heer VAN DER VEN zegt het volgende Zooals ik daar juist heb gezegd, wil ik niet in herhalin gen treden, ook niet bij dit hoofdstuk. Het is voldoende er hier op te wijzen, dat het aantal van 466 woningen, welke gedeeltelijk al reeds tot stand zijn gekomen, verre het des tijds gedane voorstel van den heer Rip pen en zijn partij- genooten overtreft. De heer Gruijs heeft in zijn algemeene beschouwingen gezegd, dat het tempo te langzaam was, maar ik zou den heer Gruijs willen verwijzen naar hetgeen zijn partijgenoot Rip pen heeft gezegd in de vergadering van 16 Januari '29 (gedrukte notulen bladzijde 45, 5e regel) „En al is er nu misschien in den Belcrumpolder nog wel „een groot stuk grond beschikbaar en geëigend voor een „dergelijk plan van woningbouw, de eerste zorg zal toch „moeten zijn, ons van voldoenden grond langs onze bebouw- „de kom te verzekeren. Wij blijven van meening, dat hoe „langer hiermede wordt gewacht, hoe duurder dit de ge- „meente zal komen." De grond is er nu, Mijnheer de Voorzitter, en niet te duur en, zooals we zien, komen er de huizen ook. En al deze verbeteringen zouden dan tot stand zijn gekomen on der de z.g. zweep der S.D.A.P., hetgeen beaamd wordt door

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 320