27 FEBRUARI 1931.
327
zijn ondergebracht, in totaal dus 240. Van die 196 woning
zoekenden zijn er 157 in Breda woonachtig65 daarvan -f-
de 44 gezinnen, die in noodwoningen gehuisvest zijn, dus
in totaal 109, komen in aanmerking voor de in aanbouw
zijnde woningen aan het Westeinde. Er blijven dan 92
aanvragen voor een normale arbeiderswoning over, want
het gaat er toch maar in de eerste plaats om, de eigen
ingezetenen van woningen te voorzien. Als men deze cijfers
ziet, wat blijft er dan nog over van het legendarisch tekort
van 1000 arbeiderswoningen van eenige jaren geleden,
roept Spr. uit, want men mag toch aannemen, dat ieder
arbeider, die een woning noodig heeft, weet dat hij zich
bij den dienst van Bouw- en Woningtoezicht moet laten
inschrijven. Overigens wil Spr. allerminst beweren, dat
het woningvraagstuk in Breda is opgelostmen kan nu
eenmaal in drie jaar tijds geen achterstand van vele jaren
inhalen; dit zullen de heeren Gruijs c.s. eerlijkheidshalve
wel moeten toegeven. Spr. heeft met bovenstaande cijfers
alleen maar eens willen aantoonen, hoezeer de S. D. A. P.
ook nu weer overdrijft met haar beweringen.
De heer G r u ij s heeft zich beklaagd over te weinig
medewerking van de zijde van de Gemeente om de
Woningbouwvereenigingen in het genot van een Rijksvoor
schot te stellen. De rentevoet, waarop dit voorschot wordt
verleend, is echter nogal gepeperdhet is daarom voor de
Gemeente niet gewenscht om zich in deze garant te stellen
het wordt dan te kostbaar.
De heer Van Veen heeft aangedrongen op het bouwen
van behoorlijk ruime woningen en heeft daarbij medegedeeld,
dat indertijd van Regeeringswege op de Gemeenten pressie
is uitgeoefend om te komen tot kleinere afmetingen bij
woningbouw. De heer Van Veen heeft echter vergeten
daarbij te vermelden, dat zulks uit noodzaak is geschied
dat weet hij heel goed.
De heer Haaiman heeft in een lange speech willen
aantoonen, dat er op het gebied van de volkshuisvesting