328
27 FEBRUARI 1931.
eigenlijk zoo goed als niets gedaan is. Spr. wil het geheugen
van den heer Haaiman eens even opfrisschen en hem uit
de notulen van 26 Juli 1928 voorlezen, dat hij indertijd
zelf bij de behandeling van de motie-R i p p e n, in zake
den aanbouw van 300 arbeiderswoningen, heeft erkend, dat
het vóór 1927 uiterst moeilijk, zoo niet onmogelijk wasvoor
het Gemeentebestuur om met bouwplannen te komen, aan
gezien men toen door gebrek aan bouwterrein absoluut lam
geslagen was. De heer Haaiman, die hier zoo gaarne
de financieele specialiteit uithangt, heeft zich bij die gele
genheid aardig vergaloppeerd door te zeggen: „Wat den
financieelen opzet betreft, och die komt wel terechtj dat is
een ding van later zorg." Zoo spreekt geen deskundige op
financieel gebied, zegt Spr.dit is onverantwoordelijk
gepraat.
Spoedig na de annexatie, in Maart 1928, is de Gemeente
zoo gelukkig geweest om beslag te kunnen leggen op een
terrein aan het Dijkplein voor den bouw van het eerste
complex gemeentewoningen, 70 in getal. Reeds twee
maanden later werden den Raad de volledige plannen
voorgelegd. Evenzoo is het gegaan met de 120 woningen,
waarvoor op 4 September 1928 een aangrenzend terrein
was aangekochtzij zijn binnen het jaar opgeleverd.
Sprekende over de 157 woningen aan het Westeinde,
heeft de heer Haaiman gezegd: „Dat is eigenlijk geen
woning vermeerdering, want zij moeten dienen om krotwo
ningen op te ruimen!" De heer Haaiman zal toch ook
wel weten, dat er naast het vraagstuk, der woningverruiming
het even belangrijke vraagstuk der woningverbetering staat
waarom vestigt hij anders er voortdurend de aandacht op,
dat er veel krotten in Breda zijn?
Spr. wil er hier even aan herinneren, dat de bouw van
die 157 woningen de meeste en weinig eerlijke bestrijding
heeft ondervonden van de heeren van de S.D.A.P. Hadden
zij hun zin gekregen, dan zouden in 1931 en 1932 vele
Bredasche arbeidersgezinnen nog in de door hen zoo