332 27 FEBRUARI 1931. zoekt niet te lang op zich te doen wachten. Wat den bouw van arbeiderswoningen betreft, verklaart Spr., dat hij er de voorkeur aan geeft daarbij het particulier initiatief te laten voorgaan. Kan dit niet aan de behoefte voldoen, dan komen de Woningbouwvereenigingen aan de beurt en zijn ook deze niet daartoe in staat, dan pas be hoort de Gemeente op te treden. De heer HAALMAN zegt, dat de opmerkingen van den heer Van de Ven eerst bij het vaststellen van de regeling van den huurbijslag aan de orde komen. Wenscht men een volledige ontwerp-regeling, dan is Spr bereid die in te zen den. Het was hem nu maar te doen om een principieele uitspraak van den Raad. Hij heeft er bij nader inzien geen bezwaar tegen, dat er prae-advies over zijn motie wordt uit gebracht, mits dit spoedig gebeurt. Wethouder Van Mierlo heeft getracht Spr. in een belachelijk daglicht te stellen. Wij zijn dat van hem gewend, zegt Spr. en daarom zal ik daar niet op ingaan. Spr. komt er echter wel tegen op, dat de heer Van Mierlo het heeft doen voorkomen alsof Spr. gezegd had, dat er niets in het belang van de volkshuisvesting is gedaan. Spr. heeft gezegd, dat de besluiten wel zijn genomen, maar dat de woningen er voor het meerendeel nog niet zijn. En daar gaat het toch eigenlijk maar om. Ook heeft de heer Van Mierlo een scheeve voorstelling gegeven van de houding der S.D. fractie ten opzichte van het voorstel van Burge meester en Wethouders in zake den bouw van 157 woningen aan het Westeinde. De S.D.A.P. heeft de aan neming van dat voorstel niet willen tegenhouden, maar zij heeft getracht verbeteringen daarin aan te brengen. Nog een andere scheeve voorstelling van den heer Van Mierlo is de wijze, waarop hij hetgeen Spr. bij de behandeling van de motie-Rippen in 1928 heeft gezegd uit zijn verband gerukt heeft. De heer Van Mierlo had Spr.'s geheele betoog moeten voorlezen, dan zou men

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 332