334 27 FEBRUARI 1931. aanvragen bij de Woningbouwvereenigingen niet bij de hand heeft. Hij heeft ze nog een maand of drie geleden aan den Raad overgelegd. Het aantal inschrijvingen was toen niet zoo erg hoog. De heer VAN VEEN vraagt het woord over een persoonlijk feit. De heer Van Mierlo heeft het voorgesteld alsof Spr. en de heer Zijl mans het bouwen van de 157 woningen aan het Westeinde in gevaar hebben willen brengen. Die voorstelling van zaken is volgens Spr. absoluut onjuist. Ten bewijze hiervan doet hij volledige voorlezing van hetgeen door den heer Zijl mans en hem blijkens de Gedrukte Notulen van 5 Februari 1930 over dat onderwerp gezegd is. Wethouder VAN MIERLOTen aanzien van Uw fractie heb ik het zóó niet voorgesteldUw fractie was er vanaf het begin tegen om redenen, die ik niet kan onderschrijven, doch wel billijken kandit is heel anders als het optreden der S.D.A.P. Daarop wordt dit Hoofdstuk ongewijzigd goed gekeurd en vastgesteld. Hoofdstuk VI, Openbare Werken. De heer BROOS zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter. Wanneer ik bij dit Hoofdstuk eens overweeg de vele noodzakelijke en nuttige tot stand gekomen werken, zooals het stichten van een badhuis, het bouwen van bruggen en kantoorlokalen, doch vooral het verbeteren van straten en wegen in het geannexeerde gebied, welke in het afgeloopen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 334