344 27 FEBRUARI 1931. moet wel bedenken, dat daar lijken begraven liggen, zegt Spr. het is derhalve onze plicht om uit piëteit voor die dooden de begraafplaats in behoorlijken staat te houden. Ieder bezoeker zal tot de conlusie komen, dat dit thans niet het geval is. Spr. hoopt, dat Burgemeester en Wethouders hieraan hun aandacht zullen wijden. De VOORZITTER zegt, dat aan de opmerking van den heer Goh en de noodige aandacht zal worden gewijd. De post wordt daarop goedgekeurd. Hoofdstuk VI wordt vervolgens goedgekeurd en vastgesteld. De heer CERUTTI verzoekt den Voorzitter met het oog op het late uur de vergadering te schorsen. Er is, zegt Spr., de laatste dagen al zóó veel en zóó lang achtereen vergaderd, terwijl te voorzien is, dat men hedenavond toch niet met de behandeling van de begrooting gereed komt. De VOORZITTER heeft ook den indruk, dat men heden niet met de behandeling van de begrooting gereed komt. Spr. zou echter gaarne het volgende hoofdstuk, het restant van Hoofdstuk III en de crisissteun-verleening willen afdoen en dan morgenmiddag om half twee de vergadering willen voortzetten. De heer HAALMAN wil het debat over de werkloosheid morgenmiddag houden. Wethouder VAN BUITENEN verzet zich daartegen. Het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 344