34 5 JANUARI 1931 Wanneer zij van gemeentewege geen vergoeding krijgen, vragen zij den automobilisten een vergoeding in rekening te mogen brengen. Nu kan men in de bladen lezen, dat men zich er over verheugt, dat zoo successievelijk overal de tollen gaan verdwijnen. En nu zou men hier weer gelden gaan heffen? Spr. acht dit in hooge mate ongewenscht. Den heer Cerutti deelt Spr. mede, dat er, behalve op de Groote Markt, gelegenheid tot parkeeren wordt gegeven op het Van Coothplein, het Kasteelplein en bij de Hout markt. De heer MEIJVIS merkt op, dat de Voorzitter niet weerlegd heeft, zijn bewering, dat uit een oogpunt van veiligheid toezicht op de parkeerplaatsen gewenscht is. Er kan b.v. een brandende cigaret in een auto zijn blijven liggen. Spr. blijft volhouden, dat er wel degelijk redenen aanwezig zijn om adressanten van gemeentewege een ver goeding toe te kennen. Ook de tijdsomstandigheden zijn er naar om hen eenigszins tegemoet te komen zij huilen er soms om, dat zij de eene week van overheidswege gesteund moeten worden en de andere week daar staan in afwachting van de fooi, welke een enkele automobilist hun belieft te geven. Hij handhaaft dan ook zijn voorstel en zegt, dat, in geval dit mocht worden aangenomen, men adressanten zou kunnen opdragen om ook op andere parkeerplaatsen dan de Groote Markt toezicht te houden. De VOORZITTER zegt, dat het hem voorkomt, dat de heer Meijvis de zaak te persoonlijk beziet. Het prae-advies van Burgemeester en Wet houders wordt daarop in stemming gebracht en aangenomen met 17 tegen 6 stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 34