350
27 FEBRUARI 1931.
advies op, in plaats van het volk tegen het wettig gezag op
te zetten, roept Spr. uit.
Daarbij komt nog, dat de toon, waarin het boek is gesteld
Spr. heeft er nu iets uit gelezen meer dan schandelijk
is. Het zou dan ook zeer verkeerd zijn een dergelijk stuk
op te voeren. Als stukken .van een zoodanige strekking
moeten dienen om de arbeiders te ontwikkelen, vindt Spr.
dat ergerlijk.
De heer VAN HOUTEN zegt, dat hij aanvankelijk niet
over deze aangelegenheid had willen spreken om een voor
stelling van het bewuste tooneelstuk in besloten kring
mogelijk te maken, doch hij ziet zich door de woorden van
den heer Van de Ven genoopt van zijn voornemen af te
zien.
De heer Van de Ven betitelt het boek als anti-militai-
ristisch en keurt het af, dat, zoolang er militairen noodig
zijn, men het volk tegen het militair gezag opzet. Wat is
nu de strekking van het boek in kwestie Het geeft
het soldatenleven in den mobilisatie-tijd weer. Met betrek
king tot de vraag, of de inhoud van het boek overeenstemt
met de werkelijkheid, zegt Spr., dat een ieder, die soldaat
is geweest, van welke politieke richting hij ook moge zijn,
zal moeten erkennen, dat hetgeen er in staat woord voor
woord juist is. De heer Van de Ven, die verklaard heeft
zelf ook anti-militairist te zijn, zou Spr. willen toeroepen:
Help dan mede om die rotte toestanden te doen verdwijnen
Wie de oorlogsjaren heeft meegemaakt en als militair
heeft gediend, weet dat toen ieder soldaat als een beest
werd behandeld.
De VOORZITTER verzoekt den heer Van Houten
zich te matigen.
De heer VAN HOUTEN voortgaande, zegt, dat de
mannen toen onnoodig uit hun gezin werden gesleurd om elders