2 MAART 1931.
361
gemakkelijker voor haar onderwijs leerlingen kunnen aan
werven en 2e de ligging der huidige openbare scholen,
waardoor deze niet voldoende in elk stadsgedeelte verspreid
zijn.
Dit alles in aanmerking nemende, komt Spr. tot de con
clusie, dat het openbaar onderwijs in deze Gemeente
stiefmoederlijk wordt bedeeld. Hij kan niet aannemen, dat
in de groote gebieden, welke door de grenswijziging bij de
Gemeente gevoegd zijn, geen leerlingen genoeg zouden zijn
om een nieuwe openbare lagere school te bevolken.
Behalve de school aan de Middellaan zijn alle openbare
lagere scholen in de binnenstad gelegen. Men kan van de
ouders niet vergen, dat zij, de gevaren van het verkeer
trotseerend, hun kinderen vanuit de buitenwijken daarheen
sturen. Het verkeer speelt hierin wel degelijk een rol en
ook het gemis aan openbare bewaarscholen, zooals de
Commissie voornoemd al heeft aangetoond. Nu kan men
wel zeggen„Op al die bijzondere bewaarscholen hebben
kinderen van iedere richting toegang," maar, het is van een
principieel voorstander van openbaar onderwijs niet te
vergen, dat hij zijn kinderen naar een bijzondere school
stuurtals het omgekeerd was, evenmin. Daarbij komt nog,
dat, als men zijn kinderen niet op de bijzondere lagere
school doet, zijn andere kinderen niet op de bijzondere
bewaarschool worden toegelaten. Nu is ons al wel vaak
subsidieering in uitzicht gesteld, wanneer wij er toe over
gingen zelf een bewaarschool op te richten, maar, zegt Spr.,
dat kunnen wij niet doen, want dan is het geen openbare
bewaarschool meer.
Ten slotte zegt Spr., dat er natuurlijk ook enkele bijzondere
lagere scholen zijn, die minder goed geoutilleerd zijn, maar
de openbare lagere scholen zijn het alle, behalve de school
aan de Keizerstraat. Men moet dan ook al heel sterk op
zijn principieele beenen staan om zijn kind te wagen aan
de gevaren, welke er hier aan het bezoeken van een
openbare school verbonden zijn. Spr. vleit zich niet met de