2 MAART 1931. 365 het niet juist van den heer Haaiman om in deze verwij ten te richten tot de R. K.-fractieer zijn namelijk vele niet-Katholieke scholen in deze Gemeente, aan welker op richting en instandhouding door die fractie is medegewerkt. Ook heeft men vroeger veel geld overgehad voor de school aan de Keizerstraat, hetgeen bewijst, dat zulks weer het geval zou zijn, als het noodig was een nieuwe openbare school op te richten. Wat het bewaarschool-onderwijs betreft, zegt Spr., dat, als men een bewaarschool voor kinderen van een bepaalde richting wil, men die zelf kan oprichtende gemeentelijke subsidie-regeling steunt daarbij. De klacht over minder goede outillage zou volgens den heer Haaiman slaan op de scholen aan de Boschstraat, de Middellaan en de Ginnekenstraat. Deze scholen behoe ven evenwel niet onder te doen voor de bijzondere scholen aan de Karrestraat, de Kerkstraat en de Leuvenaarstraat. Toezicht op de outillage wordt er voldoende uitgeoefend, namelijk door de Commissie van toezicht op het Lager Onderwijs en den Ambtenaar belast met het Plaatselijk Schooltoezicht. De heer VAN WERKHOOVEN brengt, naar aanleiding van de opmerking van den Voorzitter, dat er van particuliere zijde geen spoor te bekennen is van eenigen aandrang tot het oprichten van een nieuwe openbare school, in herinnering, dat toen er indertijd 190 handteekeningen van particulieren verzameld waren voor het oprichten van een openbare bewaarschool, Burgemeester en Wethouders dit nog te weinig vonden. Spr. zou daarom weieens willen weten, hoeveel handteekeningen Burgemeester en Wethou ders in zoo'n geval eigenlijk noodig achten. Spr. is er van overtuigd, dat, als Burgemeester en Wethouders hier in die richting een definitieve toezegging willen doen, de handteeke ningen zullen toestroomen. Vervolgens merkt Spr. op, dat, als men van particuliere

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 365